Hof ’s-Hertogenbosch schaart zich achter het oordeel van de rechtbank dat de in België wonende DGA geen recht heeft op teruggaaf van in Nederland ingehouden dividendbelasting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Belanghebbende, X, woont in België en is DGA van een in Nederland gevestigde bv. Op 31 december 2012 keert de bv dividend aan X uit en houdt hierop 15% dividendbelasting in. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op teruggaaf van de dividendbelasting.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2020/26.1.2) oordeelt dat Nederland op grond van het Belastingverdrag met België bevoegd is over deze dividenduitkeringen te heffen. Het is aan België om de Nederlandse dividendbelasting te verrekenen met de in België te betalen dividendbelasting. Nederland is niet gehouden om België hierover aan te spreken. Dat België een eenzijdige regelgeving voor de voorkoming van dubbele belasting kent, is een dispariteit. Nederland schendt niet het unierecht met de heffing van dividendbelasting. Tevens is de dividendbelasting voor zowel binnenlands als buitenlands belastingplichtigen een voorheffing. Het is irrelevant in hoeverre X kosten heeft gemaakt voor de inning van de dividenden. Met die kosten wordt in de eindheffing van inkomstenbelasting op gelijke wijze rekening gehouden bij binnenlands en buitenlands belastingplichtigen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.5
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Dividendbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 17 november