Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de winstcorrecties niet onredelijk of willekeurig zijn. Ze zijn namelijk gebaseerd op door de adviseur van de heer X aangeleverde gegevens, op vermogensvergelijkingen die deels zijn afgeleid van bekende spaarsaldi, en op gegevens van de RDW waaruit het privégebruik auto is afgeleid. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, de heer X, is autohandelaar met een eenmanszaak. Het bedrijf werd aanvankelijk geëxploiteerd door een inmiddels failliete en ontbonden bv, waarvan X middellijk enig aandeelhouder was. Tijdens een boekenonderzoek in 2013 constateert de inspecteur dat de administratie van X ernstige gebreken vertoont. De aan X opgelegde informatiebeschikking staat onherroepelijk vast. In geschil is de IB-navordering over 2008 tot en met 2012, alsmede de vergrijpboetes van 25%. Volgens Rechtbank Gelderland is de navordering vanaf 2008 terecht, aangezien X volgens gegevens van de RDW al voor het faillissement van zijn bv (september 2009) op eigen naam al 22 auto’s had ingekocht en verkocht. De inspecteur is echter niet van redelijke schattingen uitgegaan door in de vermogensvergelijkingen geen rekening te houden met de ontvangen kinderbijslag, zorgtoeslag, belastingteruggaaf, kindgebonden budget, afkoop levensverzekeringen en opbrengsten uit faillissementsverkoop. De correctie privégebruik auto is terecht gebaseerd op de twee rijbewijzen in het gezin en de cataloguswaarde van twee auto's van elk € 40.000. X gaat in hoger beroep. Volgens de inspecteur zijn de primitieve IB- en Zvw-aanslagen over 2011 opgelegd zonder de uitkomst van het boekenonderzoek af te wachten, zodat in zoverre sprake is van een ambtelijk verzuim.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/24.1.2) oordeelt dat de winstcorrecties niet onredelijk of willekeurig zijn. Ze zijn namelijk gebaseerd op door de adviseur van X aangeleverde gegevens, op vermogensvergelijkingen die deels zijn afgeleid van bekende spaarsaldi, en op gegevens van de RDW waaruit het privégebruik auto is afgeleid. X voldoet niet aan de op hem rustende verzwaarde bewijslast. Zo is anders dan X betoogt, de aanwezigheid van een onderneming niet uitsluitend afhankelijk van de inschrijving in het handelsregister, maar is deze afhankelijk van feiten en omstandigheden. Vanaf 2008 was X dus al administratieplichtig in de zin van art. 52 AWR. De 25% boetes zijn passend en geboden, ook al zijn de aanslagen met behulp van omkering en verzwaring van de bewijslast komen vast te staan. Vanwege het ambtelijke verzuim wordt de IB- en Zvw-navordering over 2011, alsmede de boete wel vernietigd. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16