Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X de aan zijn bv verstrekte lening niet kan afwaarderen ten laste van zijn inkomen. Ten tijde van het verstrekken van de lening leed de bv namelijk reeds structureel verlies.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in B bv. De activiteiten van B bv bestaan uit het laten vervaardigen van dames- en herenconfectie. B bv gaat in 2014 failliet. In zijn IB-aangifte 2013 waardeert X zijn vordering op A bv af met € 104.800. De inspecteur accepteert de afwaardering niet, omdat de lening van € 104.800 aan B bv in zijn ogen is verstrekt door B, de moeder van X
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X een lening heeft verstrekt aan A bv. Begin 2012 is namelijk een geldleningsovereenkomst tot stand gekomen tussen X en A bv, en in 2012 en 2013 is € 104.800 overgemaakt naar de rekening van B bv. Ook blijkt uit de jaarrekening dat de rekening-courantschuld van B bv aan A bv is opgelopen met dat bedrag. Dat een deel afkomstig is van de effectenrekening van B, is daarbij niet van belang. Het naar de rekening van B bv overgemaakte bedrag is namelijk geboekt als een schuld aan X, en niet als een schuld aan B. Tot afwaardering kan dit echter niet leiden, omdat op het moment van het aangaan van de leningsovereenkomst al sprake is van een onzakelijke lening. Ten tijde van het verstrekken van de lening verkeert B bv namelijk in een bijzonder slechte financiële situatie. B bv lijdt sinds 2007 structureel verlies, en de omzet was op het moment dat de lening werd verstrekt ten opzichte van 2007 meer dan gehalveerd.
Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 juli