Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de rc-vordering onzakelijk is. X heeft namelijk een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.

Belanghebbende, X, heeft sinds 2009 een rc-vordering op zijn bv, een holding. In 2010 sluiten X en de holding een rc-overeenkomst voor maximaal € 100.000. Eind 2014 bedraagt de rc-vordering € 78.780. De vordering neemt toe omdat de deelnemingen van de holding te weinig omzet genereren om de managementvergoedingen te kunnen voldoen, maar de holding wel steeds bedragen aan X heeft verloond. In zijn IB-aangifte waardeert X de vordering af met 50%. De inspecteur is van mening dat de rc-vordering onzakelijk is en accepteert de afwaardering niet. 

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de rc-vordering onzakelijk is. X heeft namelijk een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Daarbij is van belang dat zowel de rente als de aflossing van de lening afhankelijk is van de managementvergoedingen die de holding ontvangt, die weer afhankelijk zijn van de resultaten van de deelnemingen. De resultaten van de deelnemingen zijn echter slecht en ook de vooruitzichten op een substantiële verbetering van de financiële situatie zijn onvoldoende concreet. Daarnaast had de holding bij aanvang van de rc een negatief eigen vermogen en nauwelijks activa. X kan de vordering niet afwaarderen. 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 24 december

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen