Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat zowel X als de inspecteur de waarde van het aan de bv verhuurde pand niet aannemelijk maakt. De rechtbank stelt de WEV uiteindelijk schattenderwijs vast op € 200.000. X kan een afwaarderingsverlies van € 45.000 in aanmerking nemen.
Dga X verhuurt een pand aan zijn bv. In 2013 verkoopt hij de aandelen van de bv aan een derde, waardoor de tbs-regeling eindigt. Volgens X lijdt hij hierbij een verlies van € 95.000, omdat de boekwaarde van het pand op dat moment € 245.000 bedraagt en de WEV € 150.000. Volgens de inspecteur is de WEV echter € 245.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat zowel X als de inspecteur de waarde van het aan de bv verhuurde pand niet aannemelijk maken. De rechtbank hecht geen waarde aan het door X overgelegde taxatierapport, omdat deze taxateur eerder een taxatierapport had opgesteld waarin hij de waarde van het pand op € 245.000 had getaxeerd. Ook het taxatierapport van de inspecteur, waarbij wordt verwezen naar het eerste taxatierapport van X, deugt niet. Het pand heeft een paar jaren te huur gestaan, maar is na een verbouwing van € 62.325 uiteindelijk per 1 september 2018 voor € 21.300 per jaar verhuurd. De WEV wordt op basis van deze feiten schattenderwijs vastgesteld op € 200.000.X kan een afwaarderingsverlies van € 45.000 in aanmerking nemen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 juli