Rechtbank Den Haag oordeelt dat de pensioenaanspraak geheel inbaar is, ook al zou de bv – na verrekening van de uitkering met haar vordering op de dga – de alsdan verschuldigde loonbelasting niet kunnen voldoen.
X heeft als dga een pensioen in eigen beheer opgebouwd. Vanaf zijn pensioendatum (1 mei 2013) heeft X recht op een jaarlijks pensioen van € 57.327. Deze aanspraak is volgens de Hoge Raad (8 februari 2019, V-N 2019/9.10) in 2013 vorderbaar en inbaar. In geschil zijn thans de IB-aanslagen over 2015 en 2016. Volgens X heeft hij in die jaren maximaal € 8573 als pensioen genoten. De bv bezit namelijk nagenoeg uitsluitend een vordering op hem, zijnde een hypothecaire lening voor zijn woning en een geldschuld die is doorgeleend aan zijn kinderen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de pensioenaanspraak geheel inbaar is, ook al zou de bv – na verrekening van de uitkering met haar vordering op X – de alsdan verschuldigde loonbelasting niet kunnen voldoen. Het doet er ook niet toe dat de bv de pensioenaanspraak op grond van een beding in de pensioenbrief eenzijdig kan verlagen. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 7 juni