Hof Den Haag oordeelt dat B en C niet in dienstbetrekking werkzaam zijn voor X bv. Uit hetgeen de inspecteur heeft aangevoerd, volgt namelijk niet dat B en C met X bv arbeidsovereenkomsten hebben gesloten.
Y bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. De aandelen Y bv zijn in handen van de personal holdings van A (50%), B (25%) en C (25%). Tot 2009 - 2010 zijn de dga’s de bestuurders van X bv en Y bv, sindsdien zijn de personal holdings de bestuurders van X bv en Y bv. B en C werken tot 1 januari 2009 in dienstbetrekking voor Y bv, sinds die datum zijn de personal holdings van de dga’s belast met het management van Y bv. De inspecteur is van mening dat B en C verplicht verzekerd zijn voor de premies werknemersverzekeringen, en legt naheffingsaanslagen op aan X bv. Rechtbank Den Haag oordeelt dat B en C niet in dienstbetrekking werkzaam zijn voor X bv. De rechtbank is het namelijk niet eens met de stelling van de inspecteur dat er niets is veranderd sinds B en C via hun holdings managementwerkzaamheden zijn gaan verrichten.
Hof Den Haag oordeelt dat B en C niet in dienstbetrekking werkzaam zijn voor X bv. Volgens het hof volgt uit hetgeen de inspecteur heeft aangevoerd namelijk niet dat B en C met X bv arbeidsovereenkomsten hebben gesloten. Ook blijkt nergens uit dat bij X bv en bij hen de wil bestond om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen. Verder is het hof ook van mening dat er geen sprake is van een fictieve dienstbetrekking, omdat een arbeidsverhouding met X bv ontbreekt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Verzekeringsplicht dga: nieuwe regels vanaf 2016.