Belanghebbende, X, houdt zich onder andere bezig met het inkopen van middelen en diensten voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Voor het jaar 2012 heeft X een overeenkomst ketenzorg Diabetes Mellitus 2 gesloten met B, een samenwerkingsverband van zorgverzekeraars. Op grond van deze overeenkomst ontvangt X een bedrag van € 387 per jaar per patiënt met Diabetes Mellitus type 2. Dit bedrag bestaat voor € 348,88 uit zorgkosten en voor € 38,12 uit overheadkosten. In geschil is of btw is verschuldigd over de overheadkosten. Volgens de inspecteur verricht X namelijk een met btw belaste prestatie, bestaande uit het organiseren van de zorgketen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X administratieve werkzaamheden verricht voor B en de zorgverleners, die anders door B of de zorgverleners zouden worden verricht. Volgens de rechtbank ontlast X, met het uitvoeren van deze werkzaamheden, B en ontvangt zij daarvoor een vergoeding (overheadkosten). X verricht volgens de rechtbank een belastbare dienst aan B en de vergoeding die zij daarvoor ontvangt is onderworpen aan het algemene btw-tarief. De vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel g Wet OB is volgens de rechtbank namelijk niet van toepassing. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Amsterdam oordeelt dat X geen medische zorg verleent. Volgens het hof maakt X namelijk niet aannemelijk dat zij een directe zorgrelatie heeft met de patiënten. Uit de opgemaakte overeenkomsten blijkt volgens het hof alleen maar dat X een intermediair is tussen zorgverzekeraars en huisartsen. Patiënten ontvangen van X slechts een brief waarin wordt aangegeven dat de zorg een kwaliteitsimpuls krijgt. De btw-vrijstelling is dan niet van toepassing op de door X verrichte prestaties. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3 + 11