X is samen met zijn echtgenote eigenaar van een perceel grond met opstallen dat is ingericht als dierenpark. Ze houden verschillende inheemse- en uitheemse dieren. In geschil is of de waarde van de dieren tot de rendementsgrondslag van box 3 moet worden gerekend.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat dieren van het dierenpark van X en zijn echtgenote behoren tot de rendementsgrondslag in box 3. Het hof verwerpt de stelling van X dat het perceel met de dieren één geheel vormt (het dierenpark) dat vrijgesteld is als voorwerp van wetenschap als bedoeld in art. 5.8 Wet IB 2001. Nu niet in geschil is dat de grond en de opstallen op zichzelf gezien geen voorwerpen van wetenschap zijn, heeft het hof enkel te beoordelen of de dieren vrijgesteld zijn. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De dieren zijn geen voorwerp van wetenschap omdat zij geen bron vormen voor het op systematische wijze verkrijgen van kennis en ordening van kennis om die kennis te vergroten, te publiceren of anderszins ter beschikking te stellen aan derden. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat niet duidelijk is geworden met welk wetenschappelijk doel de deelname aan de fokprogramma's plaatsvindt en welke kennis wordt beoogd, verkregen, vergroot en uitgewisseld. De wijze van inrichting van het park (indeling in werelddelen) leidt er niet toe dat op systematische wijze kennis wordt verkregen. Het hof concludeert dat de dieren geen voorwerp van wetenschap zijn. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.8
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 17 juni