Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de directeur van GBLT (gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn) op de juiste wijze als heffingsambtenaar bevoegd is geworden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is eigenaar van een woning. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 249.000. Rechtbank Overijssel verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep en voert onder andere aan dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was de beschikking af te geven en de uitspraak op bezwaar te doen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 29 november 2016, 15/00597, V-N Vandaag 2016/2807) verklaart het beroep van X ongegrond. Het hof leidt uit de tekst van en de samenhang tussen de Gemeenschappelijke regeling, het Mandaatbesluit en het Aanwijzingsbesluit af dat de directeur van GBLT op juiste wijze als heffingsambtenaar is aangewezen. De Gemeenschappelijke regeling is ook, anders dan X stelt, op juiste wijze bekend gemaakt. De stelling van X dat het mandaat voor de heffingsambtenaar ontbreekt, is ook onjuist. Ook voor wat betreft de waardevaststelling is het beroep ongegrond. De door de heffingsambtenaar bepaalde inhoud is niet te groot en de vergelijkingsobjecten zijn vergelijkbaar genoeg om als onderbouwing te kunnen dienen.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 232 lid 4 onder a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen