Belanghebbende, X, koopt medio 2003 7% van de aandelen in A bv. In 2004 wordt de inschrijving van A bv bij de KvK doorgehaald wegens opheffing van de onderneming. X houdt ook aandelen in het in 2005 opgerichte C Ltd. In 2007 verkoopt X zijn aandelen in C Ltd. In de periode 11 mei 2001 tot en met 7 december 2007 heeft X ruim € 1,1 mln overgemaakt naar bankrekeningen van A bv, C Ltd. en een bestuurder van C Ltd. X stelt dat het betaalde bedrag van € 1,1 mln aftrekbaar is als ab-verlies op de aandelen C Ltd. Volgens X is dit bedrag namelijk door hem als kapitaal ingebracht in C Ltd. De inspecteur stelt dat X geen ab had in C Ltd., en dat X geen betalingen aan C Ltd. heeft gedaan.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X een ab had in C Ltd. Hij hield namelijk 17,89% van de aandelen in C Ltd. Vervolgens stelt de rechtbank echter vast dat X niet aannemelijk maakt dat hij tot het bedrag van € 1,1 mln betalingen heeft verricht die leiden tot een verhoging van de verkrijgingsprijs van de aandelen in C Ltd. De rechtbank overweegt daarbij dat een deel van de betalingen is gedaan vóórdat C Ltd. was opgericht en een deel aan A bv is betaald. Hierbij merkt de rechtbank op dat X zijn stelling, dat C Ltd. de werkzaamheden van A bv integraal heeft overgenomen, niet aannemelijk maakt. Ook de betalingen in de periode 2005-2007 zijn niet aan te merken als kapitaalstortingen in C Ltd., omdat de betalingen niet aan C Ltd. zijn gedaan. Voor de betalingen die na 2007 zijn gedaan, geldt dat ze de verkrijgingsprijs niet kunnen verhogen, omdat X toen geen ab meer in C Ltd. had. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Wet inkomstenbelasting 2001 4.19
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 27 mei