Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de heer X bij de inspecteur de schijn heeft gewekt dat zijn accountant bevoegd was om namens hem uitstel te vragen, zodat hij niet pas bij het opleggen van de aanslag een beroep op onbevoegde vertegenwoordiging kan doen.

Aan de heer X is op 24 juli 2015 een IB-aanslag over 2011 opgelegd. Volgens X is de aanslag opgelegd buiten de driejaarstermijn. De reguliere aangiftetermijn voor het doen van de aangifte eindigde op 1 april 2012. Na afloop daarvan zijn geen herinneringen of aanmaningen verzonden. In maart 2012 is op grond van de Beconregeling een verzoek om uitstel voor het doen van aangifte gedaan voor X. Het uitstel is verleend tot 1 mei 2013. Op 30 april 2013 is de aangifte ingediend. Volgens Rechtbank Den Haag mocht de inspecteur redelijkerwijs aannemen dat door X een toereikende volmacht aan de accountant was verstrekt. Vanaf 2010 heeft de accountant namelijk steeds om uitstel voor X verzocht. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat X bij de inspecteur de schijn heeft gewekt dat de accountant bevoegd was om namens hem uitstel te vragen, zodat hij niet pas bij het opleggen van de aanslag een beroep op onbevoegde vertegenwoordiging kan doen. X had namelijk uit het feit dat door hem geen herinnering en/of aanmaning is ontvangen, moeten doen beseffen dat kennelijk uitstel was verleend. X had zelf moeten nagaan of namens hem (ten onrechte) uitstel was verleend. X heeft dit nagelaten en gebruik gemaakt van de verlengde aangiftetermijn, net als in 2010, 2012 en 2013. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 25 oktober

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen