Belanghebbende, X bv, verkoopt onder andere grondverzetmachines. In 2012 levert X bv tien dumpers en drie rupsgraafmachines aan A BVBA in België. X bv brengt ter zake van de levering van de dumpers en de rupsgraafmachines geen btw in rekening, omdat er sprake is van ICT's. Op de factuur is het btw-identificatienummer van A BVBA vermeld. De rekeningen worden betaald door Y bv en Z. A BVBA heeft in België geen aangifte gedaan van ICV's van de aankopen en heeft ook geen btw voldaan. Medio 2012 gaat A BVBA failliet. Tijdens een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat in de administratie van X bv voor drie verkopen vervoersverklaringen zijn opgenomen, en dat voor een verkoop in het geheel geen bescheiden zijn opgenomen. De inspecteur is van mening dat X bv ten onrechte het nihiltarief heeft toegepast, en legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur blijkt uit de boeken en bescheiden van X bv op geen enkele wijze dat de machines naar België zijn vervoerd.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X bv ten onrechte het btw-nihiltarief heeft toegepast. Volgens de rechtbank zijn er weliswaar vervoersverklaringen in de administratie van X bv aangetroffen, maar blijkt hieruit slechts dat A BVBA van plan is om de machines naar België te vervoeren. Dit voornemen wordt volgens de rechtbank niet ondersteund door objectieve gegevens. Volgens de rechtbank is het overleggen van de door A BVBA ondertekende vervoersverklaringen onvoldoende om het nihiltarief toe te passen. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 24 augustus