Belanghebbende, X bv, is geïnteresseerd in een perceel grond met opstallen van E bv. X bv wil op het perceel, na verkrijging van een onherroepelijke bouwvergunning, een appartementencomplex laten bouwen. De opstallen worden in 2004, op verzoek van de gemeente gesloopt. Na de nodige onderhandelingen wordt het perceel grond op 14 augustus 2007 aan X bv geleverd. Ter zake van deze koop voldoet X bv overdrachtsbelasting. X bv was namelijk met de inspecteur overeengekomen dat ter zake van de koop geen btw zou zijn verschuldigd, omdat er geen sprake was van een bouwterrein. Partijen hadden namelijk vastgesteld dat er op het moment van de levering nog geen bouwvergunning was afgegeven en dat de sloop uit oogpunt van veiligheid was gebeurd. X bv levert vervolgens eveneens op 14 augustus een appartementsrecht aan H bv. Ook hierbij wordt geen btw in rekening gebracht. De inspecteur is echter van mening dat wel btw in rekening gebracht had moeten worden en legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur was er ten tijde van de levering aan H bv namelijk sprake van een bouwterrein.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er ten tijde van de levering aan H bv sprake was van een bouwterrein en dat de inspecteur terecht een btw-naheffingsaanslag aan X bv heeft opgelegd. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de verklaringen van X bv volgt dat ten tijde van de levering geen bebouwing meer aanwezig was die nog een functie van gebouw kon vervullen, en dat vaststaat dat ten tijde van de levering aan H bv al een bouwvergunning was verleend met het oog op de bebouwing van de grond. Volgens de rechtbank is dan voldaan aan alle voorwaarden die de Wet OB 1968 aan de levering van een bouwterrein stelt. De levering van het appartementsrecht aan H bv is dan belast met btw.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11-4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 26 maart