Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van een uitdeling. De rechtbank verwijst daarbij naar haar oordeel in de procedure over de jaren 2011 en 2012.
Belanghebbende, X, houdt een a.b. in A bv. X is daarnaast, samen met zijn compagnon Q, eigenaar van een bedrijfspand. Q houdt ook de overige aandelen in A bv. B bv, een dochter van A bv, exploiteert in het pand een zeer winstgevende paaldansclubonderneming. Met de inspecteur is overeengekomen dat de huurprijs voor het pand van € 72.822 per jaar zakelijk is. In 2006 wordt de paaldansclubonderneming voor € 500.000 verkocht aan Z bv. B bv en Z bv komen daarbij een huurprijs van € 650.000 overeen. Vervolgens verkoopt A bv in 2008 de aandelen B bv voor € 30.000 aan K bv. Hierbij wordt een jaarlijkse ‘Earn-Out’ overeengekomen, bestaande uit 94% van de door B bv over tien boekjaren gerealiseerde nettowinst. Vanaf 2011 verhuren X en Q het pand rechtstreeks aan C bv. In een procedure over het jaar 2007 komt vast te staan dat een bedrag van € 3,4 mln tot de winst moet worden gerekend in verband met de onzakelijk huurprijs van € 650.000 (Hoge Raad 8 december 2017, 16/04243, V-N 2017/61.14). Ook wordt geprocedeerd over de aan X opgelegde IB-aanslagen 2011 en 2012 (Hof Amsterdam, 10 november 2021, 21/00711, V-N Vandaag 2021/3049). X heeft in die procedure beroep in cassatie ingesteld. De IB-aangiften 2013 en 2014 worden automatisch afgedaan, conform de aangifte. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2015 weer, en neemt net als in de procedure over de jaren 2011 en 2012, het standpunt in dat een deel van de huurinkomsten als goodwill moet worden beschouwd en als vermomde uitdeling van A bv moet worden aangemerkt. Voor de jaren 2013 en 2014 legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Ter zitting wordt vervolgens overeengekomen dat de inspecteur de navorderingsaanslagen zal vernietigen. In geschil is daarom alleen nog of in de IB-aanslag 2015 terecht een a.b.-inkomen van € 250.000 in aanmerking is genomen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van een uitdeling. De rechtbank verwijst daarbij naar haar oordeel in de procedure over de jaren 2011 en 2012. Een en ander komt er op neer dat X samen met Q de huurverhoudingen zo heeft gewijzigd dat zij voor de verhuur van hetzelfde pand in hun eigendom niet langer € 72.822 per jaar ontvingen, maar € 650.000. Verder is de omvang van de earn-out die A bv ontving door het wegvallen van de door Z bv als huur betaalde bedragen feitelijk te verwaarlozen geworden. Hierdoor heeft A bv (als moedervennootschap van B bv) de hieruit voortvloeiende inkomsten prijsgegeven ten gunste van A en Q, haar aandeelhouders. A en Q hebben volgens de rechtbank een voor hen financieel voordelige constructie opgezet, waartoe zij de mogelijkheid hadden omdat zij de aandelen hielden en eigenaar van het pand waren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 18 mei