Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van een uitdeling. De transacties leiden er toe dat in ruil van € 72.822 aan huurinkomsten een bedrag van € 650.000 aan huurinkomsten wordt genoten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, en A houden ieder 50% van de aandelen in B bv. B bv vormt een fiscale eenheid met C bv als dochtermaatschappij. Het pand waarin de onderneming van C bv wordt geëxploiteerd, is eigendom van X en A. Zij verhuren het pand tot en met 2010 voor € 72.822 per jaar aan C bv. C bv verkoopt haar onderneming in 2006 aan D bv voor € 500.000 en verhuurt vervolgens ook het pand aan D bv, voor € 54.167 per maand. B bv verkoopt vervolgens de aandelen C bv in 2008 en in 2009 zeggen X en A de verhuur van het pand aan C bv op per 1 januari 2011. Vanaf dat moment verhuren X en A het pand rechtstreeks aan D bv. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2011 van X. Volgens de inspecteur moet het verschil tussen de door D bv betaalde huur (€ 650.000 per jaar) en de huur die C bv betaalt (€ 72.822 per jaar) worden aangemerkt als een uitdeling.

Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2021/3049) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van een uitdeling. De transacties leiden er toe dat in ruil van € 72.822 aan huurinkomsten een bedrag van € 650.000 aan huurinkomsten wordt genoten. B bv geeft in wezen inkomsten prijs ten gunste van haar aandeelhouders. De inspecteur heeft deze uitdelingen terecht belast als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 15 november

Informatiesoort: VN Vandaag

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

87

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen