A neemt begin 2008 een bedrag van € 72.000 op van haar bank. Op 7 juli 2008 overlijdt A. Haar erfgenamen zijn belanghebbende, X, en zijn broer, K. In de successieaangifte is een bedrag van € 120.307 als zuiver saldo van de nalatenschap vermeld. De inspecteur corrigeert de aangifte met het bedrag van € 72.000. De inspecteur legt vervolgens, op grond van art. 12 SW 1956 een aanslag recht van schenking vrij van recht aan een onbekende op. Daarin bedraagt de waarde € 72.000, de te belasten verkrijging € 141.924 en het te betalen schenkingsrecht € 69.924. De inspecteur verlaagt de aanslag successierecht vervolgens met het bedrag van € 72.000. X stelt dat het bedrag van € 69.924 ook in mindering op het saldo van de nalatenschap moet worden gebracht.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het bedrag van € 69.924 aan schenkingsrecht niet in mindering op de nalatenschap kan brengen. Het hof overweegt hierbij dat de inspecteur X en K weliswaar aansprakelijk heeft gesteld voor dit bedrag, als rechtsopvolgers van A, maar dat X en K deze aansprakelijkheid betwisten. Volgens het hof kan de schuld daarom niet worden aangemerkt als een rechtens afdwingbare schuld als bedoeld in art. 20 lid 3 SW 1956.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 september