C bv stelt goederen ter beschikking aan belanghebbende, X bv. Na bewerking van deze goederen neemt C bv ze weer van X bv af. X bv factureert voor de werkzaamheden ruim € 1 mln aan C bv en draagt de btw af. C bv blijft echter in gebreke bij het betalen van de factuur. C bv gaat failliet. X bv sluit vervolgens een overeenkomst met de curator. Op grond van deze overeenkomst koopt X bv de bewerkte goederen, met een waarde van circa € 2,5 mln voor € 350.000. Tevens doet X bv afstand van het recht enige vordering in het faillissement van C bv in te dienen. X bv verzoekt vervolgens om teruggaaf van de niet-betaalde btw. Volgens de inspecteur heeft X bv geen recht op de teruggaaf.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv geen recht heeft op teruggaaf van de btw. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van een ‘niet ontvangen vergoeding' als bedoeld in art. 29 lid 1 Wet OB 1968. De rechtbank overweegt hierbij dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de factuur, de waarde van de overgenomen orderportefeuille en de vordering op C bv. De rechtbank acht hierbij van belang dat bij het vaststellen van de koopsom en de geschatte opbrengst van de goederen, is uitgegaan van de vordering die X bv op C bv had. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 23 september