Hof Den Haag oordeelt dat met stichting B meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd. Volgens de statuten richt B zich slechts op de belangen van een beperkte groep personen, bestaande uit X en haar familieleden.
Belanghebbende, X, verkoopt haar woning in 2013 aan stichting B. Haar broer, Q, is voorzitter en secretaris van de stichting. X huurt de woning vervolgens van B voor € 1000 per maand. Vanaf februari 2012 verbleef X af en aan in diverse zorginstellingen. Vanaf juni 2014 wordt de woning gedeeltelijk ook aan derden verhuurd. Tot haar verhuizing, op 2 mei 2016, staat de woning X ter beschikking als hoofdverblijf. Naar aanleiding van een onderzoek naar B concludeert de inspecteur dat de stichting een APV vormt voor X en de woning daardoor als eigen woning moet worden aangemerkt. De inspecteur neemt vervolgens 70% van de huuropbrengsten in aanmerking bij de voordelen uit eigen woning. X is het daar niet mee eens.
Hof Den Haag oordeelt dat met B meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd. Volgens de statuten richt B zich slechts op de belangen van een beperkte groep personen, bestaande uit X en haar familieleden. Het hof wijst er op dat het bestuur van B bestaat uit Q en zijn zoon, zodat de zeggenschap over het vermogen van B berust binnen de familiekring van X. Verder bestaan de feitelijke activiteiten van B in de eerste plaats uit het financieren van studies van familieleden van X die vanuit Suriname in Nederland willen gaan studeren. De inspecteur heeft de woning terecht aangemerkt als eigen woning van X, omdat de woning vóór de vervreemding aan B ook werd aangemerkt als eigen woning van X. De huurinkomsten zijn dan ook terecht in de belastingheffing betrokken.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.113
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 11 maart
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel