Aan X bv is als netbeheerder op 31 december 2017 een aanslag precariobelasting 2016 opgelegd van € 1.854.350,91. X bv stelt dat de aanslag onterecht is, vanwege de afschaffing van de precariobelasting op nutsnetwerken per 1 juli 2017. De overgangsregeling op grond waarvan gemeenten tot 1 januari 2022 kunnen blijven heffen, is volgens X bv hier niet van toepassing.
De Hoge Raad stemt in met het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de gemeente Veenendaal niet langer precariobelasting mag heffen van nutsnetwerken. Deze vorm van heffing is door de wetgever op 1 juli 2017 afgeschaft, maar gemeenten waarin op 10 februari 2016 een belastingverordening gold mogen blijven heffen tot 1 januari 2022. Het hof oordeelde dat deze overgangsregeling niet van toepassing was, omdat de verordening 2016 pas op 9 november 2017 door de gemeente op de juiste wijze is gepubliceerd en pas op 11 november 2017 in werking is getreden. Die verordening gold volgens het hof dus niet op 10 februari 2016. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad juist, waarbij onder ‘gelden’ volgens het normale spraakgebruik moet worden verstaan ‘van kracht zijn’. De verordening 2016 was op 10 februari 2016 nog niet in werking getreden dus ook nog niet van kracht en gold daarom niet. Verder oordeelt de Hoge Raad dat het hof er terecht vanuit is gegaan dat de afschaffing van de precariobelasting op 1 juli 2017 directe werking had. Dit betekent dat na die datum – afgezien van de overgangsregeling – geen precariobelasting meer kan worden geheven voor nutsnetwerken ook niet indien het belastbare feit zich voor de datum van afschaffing heeft voorgedaan. Het cassatieberoep van B&W is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 januari