Het Belgische D nv houdt de aandelen in C bv, de moedermaatschappij van belanghebbende, X bv. X bv verkoopt in 2010 haar onroerende zaak. De verkoopwinst brengt ze onder in een HIR. Bij de afwikkeling van de verkoop van de onroerende zaak stelt X bv gelden ter beschikking aan D nv. In 2013 valt de HIR vrij en X bv waardeert de vordering van € 714.623 op D nv af naar nihil. De inspecteur is echter van mening dat afwaardering van de vordering niet mogelijk is, en corrigeert de aangifte.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een onzakelijke lening. De inspecteur heeft de afwaardering van de lening dan terecht niet toegestaan. Volgens de rechtbank loopt X bv namelijk een debiteurenrisico dat een onafhankelijke derde, die in soortgelijke omstandigheden verkeert als X bv, niet zou hebben aanvaard. De rechtbank wijst er hierbij op dat de voorwaarden waaronder de lening is verstrekt, niet schriftelijk zijn vastgelegd en dat er geen aflossingsschema is. Verder acht de rechtbank nog van belang dat X bv geen zekerheden heeft bedongen. Ook stelt de rechtbank vast dat de financiële positie van D nv bij het aangaan van de lening al slecht was, en dat er, na de verkoop van de onroerende zaak, sprake is van een lege structuur. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook de thema's De onzakelijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 oktober