Belanghebbende, X, drijft samen met zijn vrouw, Y, in vof-verband een horecaonderneming. In 2016 koopt de vof shelters van een leverancier in Zuid-Afrika en ontvangt de vof betalingen van E in de Democratische Republiek Congo. Met deze transacties wordt een positief resultaat behaald van € 72.192. De onderneming van de vof is in 2017 in een bv ingebracht. De inspecteur verleent in de beschikking geruisloze omzetting abusievelijk terugwerkende kracht tot en met 3 oktober 2016 aan de omzetting, in plaats van 1 januari 2017. In geschil is of de winst met de shelters in 2016 aan de vof moet worden toegerekend en of terugwerkende kracht geldt tot 3 oktober 2016 voor de geruisloze omzetting.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur het resultaat dat met de handel in shelters is behaald terecht tot de winst van de vof heeft gerekend. De facturen voor aan- en verkoop van de shelters staan op naam van de vof en de betalingen zijn aan de vof gedaan. De rechtbank verwerpt hierbij de stelling van X dat in feite is gehandeld voor rekening en risico van een bij de VN werkzame vriendin en dat die vriendin het behaalde resultaat als een lening heeft verstrekt. De rechtbank wijst er daarbij op dat op de balans van de vof geen schuld aan de vriendin is opgenomen. Ook blijkt uit de IB-aangifte 2016 en de daarin opgenomen fiscale winstberekening en fiscale balans dat het transactieresultaat door X zelf tot de winst van de vof is gerekend. Ten aanzien van de inbrengdatum stelt de rechtbank vast dat sprake is van een ook voor X kenbare fout. X had redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat de door de inspecteur gegeven beschikking voor een geruisloze omzetting per 3 oktober 2016 onjuist was. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.65
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 18 september