Hof Den Haag oordeelt dat A en D in de plaats zijn gesteld van F, en gerechtigd waren om namens X bv te handelen. Het door A en D gesloten compromis is dan ook rechtsgeldig tot stand gekomen.

De inspecteur legt op 29 april 2008 een VPB-navorderingsaanslag 2004 op aan belanghebbende, X bv. B, de dga van X bv, machtigt C en F om de fiscale zaken van X bv over het jaar 2004 af te wikkelen. C is ook de gemachtigde van A, waar soortgelijke fiscale problemen spelen als bij X bv. F schakelt vervolgens D in om het bezwaar te motiveren. Naar aanleiding van het bezwaarschrift pleegt de inspecteur overleg met A en D. Dit overleg leidt er toe dat – eind 2008 – een compromis wordt bereikt dat inhoudt dat de navorderingsaanslag wordt verlaagd en de boete wordt verminderd. Eind 2010 maakt F weer bezwaar tegen de navorderingsaanslag. F stelt hierbij dat het compromis is gesloten door A en D en dat zij niet bevoegd waren om namens X bv op te treden. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet mogelijk is om tweemaal bezwaar te maken tegen dezelfde aanslag. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X bv ongegrond.

Hof Den Haag oordeelt dat A en D in de plaats zijn gesteld van F, en gerechtigd waren om namens X bv te handelen. Het hof overweegt hierbij dat B, namens X bv, F heeft gemachtigd met de macht van indeplaatsstelling, en dat F in zijn brief van 14 mei 2008 aan A schrijft dat zij ervan uitgaan dat A voor de verdere motivering van het bezwaar zal zorg dragen. Volgens het hof is het compromis, waarbij het bezwaar is ingetrokken, dan rechtsgeldig tot stand gekomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 7 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen