Rechtbank Gelderland oordeelt dat de navorderingsaanslagen 2017 en 2018 terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd, en dat er onvoldoende omstandigheden zijn om de bankgegevens uit te sluiten als bewijs.

Aan belanghebbende zijn voor 2017 en 2018 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. In geschil is of voor 2017 sprake is van een nieuw feit, of de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd en of de vergrijpboete terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt onder meer dat de wijze waarop de inspecteur de bankgegevens heeft verkregen, indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat voor 2017 sprake is van een nieuw feit en dat de inspecteur de navorderingsaanslag terecht heeft opgelegd. Verder oordeelt de rechtbank dat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. De inspecteur heeft een redelijke schatting gemaakt, en belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de belastingaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding de vergrijpboete te matigen. De rechtbank oordeelt tot slot dat de omstandigheden die belanghebbende heeft genoemd, onvoldoende zijn om de bankgegevens uit te sluiten als bewijs.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 mei

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen