Rechtbank Gelderland oordeelt dat art. 37d Wet OB 1968 niet van toepassing is op de levering van een zorgcomplex kort na aanvang van de verhuur. Belanghebbende heeft namelijk al voor aanvang van de verhuur niet meer de intentie om het complex ter belegging aan te houden. Vanwege de kortdurende BTW-vrijgestelde verhuur moet bovendien een deel van de BTW-aftrek worden herzien.
Belanghebbende koopt in 2017 een perceel grond en sluit kort daarna een langdurige huurovereenkomst voor BTW-vrijgestelde verhuur met een stichting voor een nog te bouwen pand. Nog vóór oplevering sluit belanghebbende een koopovereenkomst voor verkoop, waarin volledige verhuur op transportdatum als voorwaarde wordt gesteld. Vanaf 19 november 2018 wordt het complex verhuurd en op 30 november 2018 wordt de eigendom overgedragen. Bij levering wordt geen BTW in rekening gebracht met verwijzing naar art. 37d. Gedurende de bouw is alle BTW in aftrek gebracht.
Rechtbank Gelderland oordeelt met verwijzing naar de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2018 (V-N 2018/34.1.4) dat art. 37d in dit geval niet van toepassing is. Aanvankelijk heeft belanghebbende zowel de intentie om het complex ter belegging te verhuren als om het na ontwikkeling te verkopen. Ruim voor aanvang van de verhuur was de intentie alleen nog verkoop. Daarom was voorafgaand aan de levering geen sprake van exploitatie om duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De levering is dus de BTW-belaste levering van een nieuwe onroerende zaak.
Vanwege de periode van BTW-vrijgestelde verhuur voorafgaand aan de BTW-belaste levering moet de aftrek worden herzien. De rechtbank hanteert de volgende formule: 1/10e van de BTW-aftrek x (aantal dagen verhuur / resterend aantal dagen in het kalenderjaar).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13
Wet op de omzetbelasting 1968 37d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 12 januari