Belanghebbende, X, is met haar echtgenoot Y betrokken bij het beheer van de handel in en de exploitatie van onroerende zaken. De inspecteur legt X ambtshalve een aanslag IB 2008 op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 800.000, waartegen X bezwaar maakt. Intussen worden X en Y aangehouden op verdenking van onder andere witwassen, valsheid in geschrifte, gebruik van valse geschriften en oplichting. Bij huiszoekingen wordt een grote hoeveelheid administratieve bescheiden in beslag genomen, waaronder 47 volmachten die onder andere zijn gebruikt voor de aan- en verkoop van panden. Met de aanvullende informatie berekent de inspecteur het inkomen in box 1 in 2008 op € 896.000 (waarvan € 259.200 aan inkomsten uit bemiddeling) en het box 3 inkomen op € 376.000. Dit terwijl dit in de ambtshalve opgelegde aanslag op € 3.204 was gesteld. X gaat in beroep als de inspecteur zijn bezwaar afwijst.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de bewijslast moest worden omgekeerd en verzwaard. X bewijst vervolgens niet dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het bedrag van € 259.200 aan inkomsten uit bemiddeling niet op een redelijke schatting berust en stelt dat bedrag naar beneden toe bij naar € 65.780. De rechtbank honoreert wel het beroep van de inspecteur op interne compensatie en stelt het inkomen uit box 3 van X vast op € 188.000, zijnde de helft € 376.000. De rechtbank verklaart het beroep (gedeeltelijk) gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 november