Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voor het jaar 2017 over een nieuw feit beschikt. Hij wist namelijk niet dat de Aegon-uitkering in België niet voor minimaal 90% in de belastingheffing werd betrokken, zodat Nederland toch heffingsbevoegd is ten aanzien van de uitkering.
X woont tot 21 juni 2018 in België. Zij ontvangt in de jaren 2016 - 2018 een AOW-uitkering, een klein pensioen en een uitkering van Aegon. In haar IB-aangiften geeft zij aan dat de uitkeringen niet in Nederland zijn belast. Naar aanleiding van door België verstrekte informatie legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen 2016 - 2018 op aan X. X is echter van mening dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voor het jaar 2017 over een nieuw feit beschikt. Hij wist namelijk, vóór het opleggen van de aanslag, niet dat de Aegon-uitkering in België niet voor minimaal 90% in de belastingheffing werd betrokken en/of niet tegen het progressieve tarief werd belast. Uit de door België verstrekte informatie blijkt dat Nederland toch heffingsbevoegd is ten aanzien van de uitkering. Voor het jaar 2018 is sprake van een kenbare fout, zodat ook voor dat jaar terecht een aanslag is opgelegd. De rechtbank verwerpt de stelling van X dat de inspecteur het bij de aangifte gevoegde rapport had moeten raadplegen. De navorderingsaanslag 2016 wordt vernietigd. Door de gebrekkige informatie kan de rechtbank namelijk niet vaststellen dat sprake is van een nieuw feit.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Editie: 6 november
Informatiesoort: VN Vandaag