Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt na verwijzing dat X de hypotheekrente niet in aftrek kan brengen omdat hij niet aannemelijk maakt dat hij economisch (mede-)eigenaar is van de woning. Ook is het aandeel van X in de hypotheekrente (€ 549) niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Belanghebbende, X, is buiten elke gemeenschap van goederen gehuwd met Y. Zij wonen in een woning die volledig toebehoort aan Y. Op de woning rust een hypothecaire geldlening, waarvoor beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn. X verlaat de woning per 1 juni 2013 en per 1 december 2013 laat X zich officieel inschrijven op een ander adres. Bij de IB-aangifte 2013 kiezen X en Y niet voor het voljaarspartnerschap (art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001). De inspecteur corrigeert de over december 2013 betaalde hypotheekrente van € 1098. In geschil is of X de rente kan aftrekken. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is de scheidingsregeling (art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001) van toepassing. Het is volgens het hof niet vereist dat X ook (mede-)eigenaar is van de woning of fiscaal partner is. De staatssecretaris gaat in cassatie en stelt dat de rente vanaf 1 juni 2013 in principe niet meer aftrekbaar is. De Hoge Raad oordeelt dat X een vorm van eigendom moet bezitten om voor de scheidingsregeling in aanmerking te komen en verklaart het beroep in cassatie gegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X de hypotheekrente niet in aftrek kan brengen omdat hij niet aannemelijk maakt dat hij economisch (mede-)eigenaar is van de woning. Ook is het aandeel van X in de hypotheekrente (€ 549) niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting. De betaling van zijn aandeel in de hypotheeklast kwalificeert niet als een periodieke uitkering op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Ook is geen sprake van een afkoopsom van een dergelijke uitkering of verstrekking. Hof 's-Hertogenbosch heeft het aandeel van Y, dat X voor zijn rekening heeft genomen (de andere helft van het bedrag van € 1098), als onderhoudsverplichting in aanmerking genomen. Nu de aftrek van dit bedrag van € 549 in cassatie niet is bestreden, heeft X wel recht op aftrek van dit bedrag. Het hof stelt de aanslag vervolgens dienovereenkomstig vast.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 3.110

Wet inkomstenbelasting 2001 2.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 31 juli

312

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen