Belanghebbende, X, heeft een opleiding tot ‘Paranormaal Therapeut' gevolgd. Hij is gespecialiseerd in magnetiseren. Het magnetiseren past hij toe op patiënten met lichamelijke klachten. Met patiënten met psychische klachten voert X gesprekken. De patiënten herbeleven in een soort trance zaken uit het verleden. De patiënten komen via mond-tot-mondreclame of na verwijzing door huisartsen, psychologen en kinderartsen bij X. In geschil is of de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel g ten eerste Wet OB 1968 van toepassing is op de door X verrichte diensten. Rechtbank Breda oordeelt dat de vrijstelling niet van toepassing is. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat zijn diensten van gelijkwaardige kwaliteit zijn als diensten van personen met een erkende HBO-opleiding op paramedisch of psychologisch gebied of andere personen met een BIG-registratie. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de gespreksbehandelingen van X, volgens spraakgebruik, zozeer met de werkzaamheden van psychologen overeenkomen dat sprake is van diensten door psychologen in de zin van art. 11 lid 1 onderdeel g ten eerste Wet OB 1968. Het hof stelt X in het gelijk en vernietigt de naheffingsaanslag.
Advocaat-generaal (A-G) Van Hilten concludeert dat de door paranormaal therapeut X verrichte werkzaamheden delen in de btw-vrijstelling. De A-G overweegt hierbij onder andere dat de patiënten door huisartsen, psychologen en kinderartsen worden verwezen naar X. Verder acht de A-G van belang dat de door X gevolgde opleiding als een HBO-opleiding kan worden aangemerkt en dat de kosten van de door X verrichte behandelingen door ziektekostenverzekeraars worden vergoed. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 25 september