Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X de door D gefactureerde btw niet kan aftrekken. D is volgens het hof namelijk geen btw-ondernemer. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, exploiteert een eenmanszaak. De activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden als adviseur projectbeheersing bij Rijkswaterstaat. D, de partner van X, exploiteert ook een eenmanszaak. In 2010 factureert D 530 uren aan X, en in 2011 1035 uren. X brengt de btw op de nota's van D in aftrek. De inspecteur is van mening dat de btw niet aftrekbaar is.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 21 februari 2017, 15/01481, V-N 2017/29.1.3) oordeelt dat D niet als btw-ondernemer is aan te merken. Volgens het hof heeft D namelijk slechts één grote klant, X, en loopt zij niet de risico's die een zelfstandig handelende ondernemer pleegt te lopen. Ook is niet komen vast te staan dat D investeringen heeft gedaan, of reclame heeft gemaakt voor haar bedrijf. De voorbelasting is dan ook niet aftrekbaar.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen