Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aan A betaalde ZW-uitkering ten onrechte aan X bv is toegerekend. Het Uwv heeft weliswaar tijdens de dienstbetrekking geen ziekengeld voor A uitbetaald, maar dat is niet van belang omdat wel recht bestond op ziekengeld.
Bij beschikking is de premie Werkhervattingskas 2018 van X bv vastgesteld op 1,26%. De premiecomponent voor WGA-lasten is daarbij vastgesteld op 0,82% en de premiecomponent voor ZW-lasten op 0,44%. X is van mening dat de berekening van de premiecomponent WGA-lasten, onder ander door de terugwerkende kracht, strijdig is met art. 1 EP EVRM. Verder stelt zij dat de door het Uwv aan A, een ex-werkneemster van X bv, betaalde ZW-uitkering ten onrechte aan haar is toegerekend.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van strijdigheid met art. 1 EP EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2019 (nr. 17/05894, V-N 2019/20.9). Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de aan A betaalde ZW-uitkering ten onrechte aan X bv is toegerekend. Het Uwv heeft weliswaar tijdens de dienstbetrekking geen ziekengeld voor A uitbetaald, maar dat is niet van belang omdat wel recht bestond op ziekengeld. De rechtbank wijst er daarbij op dat voor A een no-riskpolis gold, omdat zij op het moment van indiensttreding recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank verlaagt de premiecomponent voor ZW-lasten naar 0,24%.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 117b
Wet financiering sociale verzekeringen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 7 oktober