Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat er geen sprake is van een bron van inkomen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen. Degenoemde bedrijven zijn rechtspersonen, die bij wetsfictie geacht worden een onderneming te drijven en dus niet vergelijkbaar zijn met de heer X. Zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt daarom verworpen.
De heer X krijgt AOW, maar werkt nog voor diverse uitzendbureau’s en verricht werkzaamheden in het kader van een persoonsgebonden budget (PGB). Daarnaast heeft X een eenmanszaak, bestaande uit een adviesbureau voor mens, natuur, techniek en realisatie, alsmede een markthandel in sieraden, kristallen en hobbymaterialen, edelstenen en mineralen, biologisch geteelde planten, bomen en rozen. De rozen kweekt X in een eigen kwekerij. De activiteiten zijn sinds de start in 2008 verlieslijdend. In zijn IB-aangifte over 2012 claimt X een verlies van € 15.225. Volgens de inspecteur is de onderneming geen bron van inkomen en de aftrek wordt gecorrigeerd. Het bezwaar van X is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het niet aannemelijk dat het scala van activiteiten na het aantrekken van de economie meer dan een incidenteel positief resultaat zullen opleveren. X stelt in hoger beroep dat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van Zalando, Andre Rieu en Telfort, die tijdens de economische crisis ook verliezen hebben geleden.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de door X genoemde bedrijven rechtspersonen zijn, die bij wetsfictie (art. 2 lid 5 Wet VPB 1969) geacht worden een onderneming te drijven en dus niet vergelijkbaar met hem zijn. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt daarom verworpen. Diverse positieve ontwikkelingen in 2017 maken niet dat in 2012 al sprake was van een reële verwachting dat de toenmalige activiteiten van X tot een positief resultaat zouden leiden. Het bezwaar van X is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het aannemelijk is dat het bezwaarschrift op de laatste dag van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. Het hoger beroep van X is dus slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 november