X is het niet eens met de WOZ-waarden 2009 en 2010 van zijn woning. De heffingsambtenaar doet op 17 mei 2011 uitspraak op het bezwaar. X gaat in beroep. Rechtbank Den Haag verklaart de beroepen op 10 september 2013 ongegrond. Bij uitspraak van 18 juli 2014 kent de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1000 toe aan X in verband met overschrijding van de redelijke termijn. X gaat in hoger beroep en eist een schadevergoeding van tweemaal € 3000. Verder verzoekt X om vergoeding van de proceskosten.
Hof Den Haag (MK I, 26 augustus 2015, BK-14/01422 en 14/01423, V-N Vandaag 2015/1920) oordeelt dat X recht heeft op een schadevergoeding van € 1000. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank dan ook op dit punt. X heeft echter ook nog recht op vergoeding van de proceskosten, omdat de rechtbank een immateriële schadevergoeding heeft toegekend. Het hof stelt de vergoeding vast op € 755 en kent daarbij een half punt toe in verband met het gewicht van de zaak.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:75
Algemene wet bestuursrecht 3:73