Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen ab in G nv heeft. Volgens het hof staat het X namelijk vrij om zijn deelname in G nv in 2006 zo te regelen dat hij 90% van de aandelen verkrijgt en zijn kinderen gezamenlijk 10%. Ook is de tussengeschoven stichting niet transparant.

Belanghebbende, X, werkt voor E bv. E bv, een private equity fonds, neemt, via haar deelneming F bv, op 21 augustus 2016 voor bijna € 24,5 mln de aandelen G nv over van H bv. X richt eind 2006 stichting L op. L heeft als doel het verkrijgen van aandelen/certificaten F bv. Op 1 januari 2007 treedt X in dienst van G nv. Bij het ontslag door E bv krijgt X de mogelijkheid om een belang in F bv te verwerven voor € 10 per certificaat. L geeft vervolgens certificaten uit aan X en aan zijn minderjarige kinderen. De aandelen G nv worden in 2010 verkocht voor € 520 mln aan een Amerikaans private equity fonds. Vervolgens keert G nv circa € 25 mln aan dividend uit aan L. L keert het dividend uit aan X en zijn kinderen. In geschil is of X een aanmerkelijk belang heeft in G nv. Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een voordeel uit aanmerkelijk belang. Volgens de rechtbank kon X namelijk beschikken over het vermogen van L als ware het zijn eigen vermogen. Omdat L volgens de rechtbank is aan te merken als een transparante stichting, en over een belang van meer dan 5% beschikt, is X aan te merken als ab-houder, en is de aanslag niet te hoog vastgesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen ab in G nv heeft. Volgens het hof staat het X namelijk vrij om zijn deelname in G nv in 2006 zo te regelen dat hij 90% van de aandelen verkrijgt en zijn kinderen gezamenlijk 10%. Het hof acht daarbij aannemelijk dat L is tussengeplaatst met de bedoeling om te voorkomen dat bekend werd dat ook zijn kinderen een belang in G nv gingen houden. Hieraan doet volgens het hof niet af dat er een paar formele gebreken in de loop der tijd zijn ontstaan, zoals het niet doorvoeren van enkele wijzigingen in de statuten en administratievoorwaarden van L en het hanteren van een onjuiste verhouding bij de doorbetaling van een deel van het dividend aan de kinderen. Deze gebreken zijn volgens het hof eenvoudig te herstellen. Zij leiden verder in de uitvoering van de bedoeling van partijen ook niet tot een andere (civielrechtelijke) economische gerechtigdheid dan partijen voor ogen stond. Ook is het hof het niet eens met de conclusie van de rechtbank dat L transparant is. Volgens het hof had L namelijk een zelfstandige betekenis voor de relatie tussen X en de overige certificaathouders van G nv, en voor de relatie tussen X en de kinderen. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 7 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen