De heer X is door de inspecteur geïdentificeerd als rekeninghouder van KB Lux met een saldo op 31 januari 1994 van € 933. X heeft in zijn IB/VB-aangiften geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op deze bankrekening. In geschil zijn de diverse (navorderings)aanslagen over 2001 tot en met 2008, alsmede de vergrijpboetes van 100%. Volgens Rechtbank Den Haag had de inspecteur informatiebeschikkingen moeten nemen alvorens de aanslagen op te leggen of had hij dit in de bezwaarfase moeten doen. De navorderingsaanslagen worden daarom vernietigd. De aanslagen worden verminderd conform de door X aangegeven belastbare inkomens. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X slechts met betrekking tot het verzoek om vergoeding van immateriële schade belang bij zijn hoger beroep heeft. De rechtbank heeft de redelijke termijn in de bezwaarfase terecht verlengd in verband met het op verzoek van X om aanhouding totdat uitspraak in een proefprocedure zou zijn gedaan. X had op elk gewenst moment deze aanhouding kunnen beëindigen door zijn bezwaar alsnog te motiveren. De redelijke termijn is in de bezwaar- en (hoger) beroepfase niet overschreden. Het beroep van X is ongegrond. Aangezien de inspecteur op de zitting heeft gesteld in te stemmen met het dictum van de rechtbank waarbij de belastbare inkomens zijn verminderd, is zijn incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk. X krijgt daarom nog wel een proceskostenvergoeding van € 1.461.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16