Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 terecht aan X is opgelegd. De uitbetaalde heffingskorting is als gevolg van de verliesverrekening bij de echtgenoot terecht teruggenomen.

In haar aangifte IB/PVV 2017 geeft X een verzamelinkomen aan van nihil. Volgens de opgelegde primitieve aanslag ontvangt X ruim € 1.700 aan uit te betalen heffingskortingen. De echtgenoot van X lijdt over het jaar 2018 een verlies. De inspecteur verrekent dit verlies voor een deel met het inkomen van de echtgenoot over 2017. Daardoor wordt het verschuldigde belastingbedrag van de echtgenoot nader vastgesteld op nihil en wordt de echtgenoot de minstverdienende partner in 2017. De uitbetaling van de heffingskorting aan X is hierdoor niet meer terecht. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op. In geschil is of de inspecteur de navorderingsaanslag terecht en naar een juist bedrag heeft opgelegd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 terecht aan X is opgelegd. De uitbetaalde heffingskorting is als gevolg van de verliesverrekening bij de echtgenoot terecht teruggenomen. Voor het oordeel dat X achteraf bezien geen recht meer heeft op de uitbetaalde heffingskorting, verwijst de rechtbank naar de door de Hoge Raad bevestigde uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari, ECLI:NL:GHARL:2021:1648, V-N 2021/22.5. De belastingrente is eveneens terecht in rekening gebracht. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 6 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

364

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen