X doet op 17 juli 2017 BPM-aangifte voor een VW Golf uit 2014 met schade en voldoet hiertoe € 1527 BPM. De tenaamstelling en registratie vindt plaats op 1 augustus 2017. X gaat in bezwaar. In geschil is of dit terecht ongegrond is verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in de bezwaarfase onvoldoende heeft onderzocht of achteraf gezien niet te veel BPM is voldaan. Hij beschikt op dat moment namelijk zelf over de datum van de tenaamstelling, zodat op eenvoudige wijze de extra leeftijdskorting van € 31 kan worden berekend. Ook de € 109 vermindering inzake het tarief van 2013 had bepaald kunnen worden zonder dat aanvullende gegevens van X nodig waren. De uitspraak op bezwaar gaat dus uit van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de stelplicht en bewijslast van X. In de aangifte is voorts ten onrechte de verplichte gemiddelde waarde van de referentieauto's toegepast. Uit het EU-discriminatieverbod volgt namelijk dat de laagste handelsinkoopwaarde het uitgangspunt moet zijn. De uitspraak op bezwaar wordt daarom vernietigd. Door X is ten onrechte 100% van de schade afgetrokken in plaats van 72%, zodat € 112 te weinig is voldaan. Na interne compensatie resteert dus een BPM-vermindering van € 28 (€ 140 minus € 112). Het beroep van X is gegrond. X krijgt voor het bezwaar en (hoger) beroep een proceskostenvergoeding van in totaal € 2933.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 november