Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat B bv door de transacties met het pand is verarmd, en dat X is verrijkt. De inspecteur heeft het voordeel terecht bij X in de belastingheffing betrokken. Het voordeel moet worden belast als ab-winst.

Belanghebbende, X, houdt 30% van de aandelen in B bv. A houdt 70% van de aandelen in B bv. B bv koopt op 30 augustus 2005 een pand voor € 2.450.000. Op 18 november 2005 biedt F bv € 3.750.000 voor het pand. Op 28 april 2006 wordt het pand geleverd aan X en A. In de akte is opgenomen dat B bv bij de koop van het pand handelde voor zich of nader te noemen meester. Vervolgens wordt het pand op dezelfde dag doorverkocht aan F bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat B bv een uitdeling heeft gedaan, en legt hij een IB-navorderingsaanslag op aan X.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat B bv door de transacties met het pand is verarmd, en dat X is verrijkt. Verder is de rechtbank van mening dat X en B bv zich van de vermogensverschuiving bewust moeten zijn geweest. De rechtbank overweegt daarbij dat B bv op grond van de koopovereenkomst van 30 augustus 2005 recht had op levering van het pand. Verder merkt de rechtbank op dat niet aannemelijk is geworden dat B bv bij de koopovereenkomst optrad voor een nader te noemen meester. Volgens de rechtbank moet het voordeel worden belast als inkomen uit aanmerkelijk belang, en niet als inkomen uit werk en woning.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 22 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen