Rechtbank Den Haag oordeelt dat de TOZO-uitkering voor de heffing van inkomstenbelasting terecht aan zowel X als zijn echtgenote is toegerekend.

X is in 2020 werkzaam als zelfstandige. Hij vraagt in 2020 samen met zijn echtgenote de TOZO-uitkering aan. De TOZO bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van corona. De uitkering is gedeeltelijk aan X en gedeeltelijk aan zijn echtgenote toegerekend. Overeenkomstig is de uitkering meegenomen in de aanslagen IB/PVV 2020 van X en zijn echtgenote. In geschil is of de TOZO-uitkering voor de heffing van inkomstenbelasting terecht gedeeltelijk aan X is toegerekend.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de TOZO-uitkering voor de heffing van inkomstenbelasting terecht aan zowel X als zijn echtgenote is toegerekend. De uitkering is namelijk zowel aan X als aan de echtgenote toegekend. Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van hen geen recht op bijstand heeft. Volgens de rechtbank blijkt niet dat de echtgenote geen recht heeft op bijstand. De TOZO-uitkering is daarom terecht aan zowel aan X als aan de echtgenote toegekend. Het beroep van X op het het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 8 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Corona

216

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen