D zoekt in opdracht van Q een geschikte locatie om een hotel te vestigen. In 2005 brengt D het A-kantoorpand onder de aandacht van Q. Q haakt echter af. D zoekt vervolgens andere geïnteresseerden en weet onder andere belanghebbende, X, te enthousiasmeren. Begin 2006 koopt X, met enkele andere personen (X c.s.), het A-pand voor € 5,3 mln. Kort daarna melden zich enkele gegadigden om het pand over te nemen. Dit leidt uiteindelijk in maart 2006 tot de verkoop van het pand voor € 12,2 mln aan de broers W. X realiseert hierbij een voordeel van ruim € 1,2 mln. De inspecteur merkt dit aan als ROW.
Hof Amsterdam (MK III, 12 september 2013, 11/00858, V-N 2013/61.1.2) oordeelt dat de inspecteur het door X gerealiseerde voordeel terecht als ROW heeft belast. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat er sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Het hof overweegt hierbij onder andere dat X c.s. het pand hadden aangekocht met de bedoeling om het, na een ingrijpende verbouwing tot hotel, als zodanig aan een derde te verhuren en door deze te doen exploiteren. Volgens het hof zijn dan de aard en de omvang van de in het kader van de verbouwing te verwachten, noodzakelijke werkzaamheden zodanig dat deze buiten een normaal actief beheren van vermogen vallen. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91