X is eigenaar van een woning en maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikking. Op 13 december 2019 beslist de gemeente over zijn bezwaarschrift. X zegt dat hij de WOZ-uitspraak niet heeft ontvangen. Hij vraagt daarom op 4 maart 2020 waar de WOZ-uitspraak blijft. Op 12 maart 2020 stuurt de gemeente een kopie van de WOZ-uitspraak. X reageert hierop bij brief van 25 maart 2020. Hij vraagt de gemeente de termijn op te rekken, zodat hij alsnog tijdig beroep kan instellen. Immers hij heeft de uitspraak nooit eerder ontvangen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de WOZ-uitspraak op 13 december 2019 inderdaad aan X is toegezonden. De klachtenbrief van 25 maart 2020 moet de gemeente aanmerken als een tijdig beroepschrift. X geeft in zijn brief expliciet aan in beroep te willen. De gemeente schendt daarmee de doorzendplicht naar de rechtbank. Het beroep is ontvankelijk. In hoger beroep sluiten X en de gemeente een compromis voor de WOZ-waarde.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 16 december