Het Hof van Justitie EU oordeelt dat een douanerechtelijk onrechtmatige handelwijze voor een goed in een bepaalde lidstaat onvoldoende is om te constateren dat dit het binnenbrengen van een goed in de EU betreft.

In 2008 meldt de Griekse douane aan de Duitse douane dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan in de regeling extern communautair douanevervoer bij het vervoer van goederen door de lucht. Het betreft goederen uit Israël, Mexico en de Verenigde Staten met geadresseerden in Griekenland bij zendingen van Federal Express Corporation Deutsche Niederlassung. De Duitse douane legt vervolgens aanslagen op aan Fedex omdat er op grond van art. 202 en 203 CDW een douaneschuld is ontstaan. Tevens wordt btw bij invoer geheven van Fedex. Fedex vordert vervolgens terugbetaling van de btw, omdat er volgens haar sprake is van dubbele belastingheffing. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat een douanerechtelijk onrechtmatige handelwijze voor een goed in een bepaalde lidstaat onvoldoende is om te constateren dat dit het binnenbrengen van een goed in de EU betreft. Ook is het feit dat er in die lidstaat (in dit geval: Duitsland) een douaneschuld bij invoer is ontstaan onvoldoende om ervan uit te gaan dat dit goed in Duitsland in het economische circuit van de EU is terechtgekomen. Dit geldt met name wanneer vaststaat dat dit goed is vervoerd naar een andere lidstaat (in dit geval: Griekenland), die de eindbestemming ervan is en waar het is verbruikt. Volgens het Hof van Justitie EU is dan alleen in Griekenland invoer-btw verschuldigd.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Editie: 12 juli

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen