Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de ingebrekestelling geen reden is voor de gemeente Rotterdam om van het horen van X af te zien.

Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarde 2015 van zijn autowerkplaats. De WOZ-waarde bedraagt na bezwaar € 697.000.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de ingebrekestelling door X geen reden is voor de gemeente Rotterdam om van het horen van X af te zien. Een ingebrekestelling schort het recht van X om gehoord te worden niet op. Dit betekent dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank besluit op verzoek van X de zaak finaal te beslissen en oordeelt dat de heffingsambtenaar de door hem bepleite waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. De heffingsambtenaar heeft zijn huurwaarde onderbouwd met geanonimiseerde referentieobjecten. Dit maakt controle van de waardebepaling onmogelijk. Dat de gemeente geheimhouding heeft toegezegd aan de marktpartijen, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. De gevolgen daarvan blijven echter voor risico van de heffingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de gemeente ook de kapitalisatiefactor niet aannemelijk heeft gemaakt. Omdat ook de taxatie van X tekortschiet, stelt de rechtbank de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 560.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 21 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen