Hof Den Haag oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2006 binnen de driejaarstermijn en dus tijdig is vastgesteld. Het hof verwerpt evenals de rechtbank de stelling van X dat ook de nadere vaststelling van het verzamelinkomen, na bezwaar door de belastingplichtige, binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet hebben plaatsgevonden.

X is het niet eens met de aanslag IB/PVV 2006 die de inspecteur hem heeft opgelegd. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een schadevergoeding van € 500 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar.

Hof Den Haag oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2006 binnen de driejaarstermijn en dus tijdig is vastgesteld. Het hof verwerpt evenals de rechtbank de stelling van X dat ook de nadere vaststelling van het verzamelinkomen, na bezwaar door de belastingplichtige, binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet hebben plaatsgevonden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er in de bezwaarfase sprake is van een termijnoverschrijding van (afgerond) een half jaar. De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst niet heeft ingestemd met het voorstel van X om het bezwaar aan te houden totdat de Hoge Raad zou hebben beslist in een vergelijkbare procedure over een ander jaar. Door vervolgens niet spoedig na de hofuitspraak in die vergelijkbare zaak uitspraak op bezwaar te doen in de onderhavige zaak, is er sprake van termijnoverschrijding. Vanwege samenhang besluit het hof, in afwijking van de rechtbank, de vergoeding van € 500 te verlagen naar € 125.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11-3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 13 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen