Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de drie studentenwoonruimtes voor de heffing van zuiveringsheffing terecht heeft aangemerkt als drie bedrijfsruimtes. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is eigenaar van een onroerende zaak die onderverdeeld is in drie percelen. Elk perceel is door de heffingsambtenaar van het waterschap als een apart object gewaardeerd met een eigen WOZ-waarde. Elk perceel heeft een eigen adres in de gemeentelijke basisadministratie. Elk perceel is in gebruik voor kamerbewoning door studenten en er wonen twee of drie personen op elk adres.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 21 april 2015, 14/00790 t/m 14/00792, V-N Vandaag 2015/945) oordeelt dat de heffingsambtenaar de drie studentenwoonruimtes voor de heffing van zuiveringsheffing terecht heeft aangemerkt als drie bedrijfsruimtes. Het hof is van oordeel dat elk van de drie percelen die als woonruimte door studenten worden gebruikt, alle voorzieningen kent die heden ten dage in redelijkheid aan woonruimte mogen worden gesteld. Slechts de wateraanvoer en de afvoer van verbruikt water geschiedt via een gemeenschappelijke centrale wateraanvoer en -afvoer. De afvoer van het verbruikte water via sanitair en aanrecht wordt per perceel geloosd op uiteindelijk een gezamenlijke afvoerpijp voor de drie percelen. Volgens het hof kan alsdan niet worden gezegd dat de drie percelen samen als één heffingsobject moeten worden gekwalificeerd. De heffingsambtenaar heeft het waterverbruik naar rato over de drie objecten verdeeld en het hof acht dit juist.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 112c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen