Belanghebbende, mevrouw X, heeft de Belgische nationaliteit en exploiteert een orthodontiepraktijk in Nederland. X en haar partner verblijven in Nederland op de vier dagen dat X hier werkt. X beschikt over een huurappartement in België. In Nederland is X eigenaresse van een luxe woonboerderij met gastenverblijf. X rijdt in een personenauto met Belgisch kenteken en heeft er aldaar ‘Belasting op de inverkeerstelling' ad € 4957 voor betaald. Voor de Belgische belastingwetgeving is X inwoner van België. In geschil is de aan X opgelegde BPM-naheffingsaanslag ad € 17.315. Rechtbank Leeuwarden vernietigt de aanslag. Hof Leeuwarden oordeelt dat X in hoofdzaak in Nederland woont. De tijd die X en haar partner samen gewoonlijk in Nederland doorbrengen, is namelijk langer dan de tijd die elders wordt doorgebracht. De naheffingsaanslag is dus terecht. De Hoge Raad (6 april 2012, nr. 10/02689, V-N 2012/19.27) gaat er vanuit dat X zowel in Nederland als in België woont en dat de auto in beide lidstaten duurzaam wordt gebruikt. Er worden prejudiciële vragen gesteld over de gevolgen van deze dubbele woonplaats. Het Hof van Justitie EU (21 november 2013,nr. C-302/12, V-N 2013/59.22) verklaart voor recht dat de dubbele heffing niet strijdig is met de vrijheid van vestiging. Het fiscale nadeel van X vloeit namelijk voort uit de niet-discriminerende uitoefening door de twee betrokken lidstaten van hun fiscale bevoegdheden. De Hoge Raad oordeelt dat ook al zou X in meer dan één lidstaat een woonplaats hebben in de zin van art. 4 AWR de vrijheid van vestiging zich niet verzet tegen de onderhavige naheffingsaanslag. Anders dan X betoogt, noopt het EU-recht ook niet om bij de berekening van de hoogte van die aanslag op enigerlei wijze rekening te houden met de voor de auto in België reeds betaalde registratiebelasting. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 28 april