Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat een Duits Publikum Sondervermögen onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde FBI's en dus geen aanspraak heeft op DB-teruggaaf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is een naar Duits recht opgericht "Publikum Sondervermögen" en heeft twee soorten participaties uitgegeven. X is in Duitsland subjectief vrijgesteld van winstbelasting en in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de DB. X heeft dividenden ontvangen van in Nederland gevestigde vennootschappen, waarop DB is ingehouden. X heeft deze dividenden slechts gedeeltelijk uitgekeerd aan haar participanten. Het geschil spitst zich toe op de vraag of X recht heeft op teruggaaf van de volledige ingehouden DB. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de positie van X niet vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling (FBI), omdat X niet voldoet aan de dooruitdelingseis. Het verzoek om teruggave alsmede toepassing van de afdrachtvermindering DB is dan ook terecht geweigerd.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2023/38.1.3) oordeelt dat X onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde FBI's en dus geen recht heeft op teruggaaf van DB. Het hof komt tot dit oordeel na een uitgebreide analyse van de jurisprudentie van de Hoge Raad, het Hof van Justitie EU en zijn eigen recente uitspraken (zoals onder andere het Köln-Aktienfonds Deka-arrest). Het hof acht het stellen van prejudiciële vragen over bepaalde aspecten in deze zaak niet opportuun en bevestigt de rechtbankuitspraak. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 10a