Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het Duitse AuslInvestmGbetrekking heeft op kapitaalverkeer in verband met het verrichten van financiële diensten. Het AuslInvestmG valt volgens het HvJ EU dan onder art. 64 VWEU.

Mevrouw Schweier houdt een depot bij de LGT Bank AG in Liechtenstein. In het depot zitten ook deelnemingen in op de Kaaimaneilanden gevestigde beleggingsfondsen. Bij haar IB-aangiften verstrekt Schweierdocumenten die LGT aan haar ter beschikking heeft gesteld. De Duitse fiscus accepteert de aangiften niet en corrigeert de aangiften.Op grond van het AuslInvestmG heft de fiscus een forfaitaire belasting over het in de beleggingsfondsen geïnvesteerde kapitaal. Schweier is echter van mening dat het AuslInvestmG in strijd is met het EG-recht. De Duitse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat hetDuitse AuslInvestmGbetrekking heeft op kapitaalverkeer in verband met het verrichten van financiële diensten. Het AuslInvestmG valt volgens het HvJ EU dan onder art. 64 VWEU.

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 64

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Eerste Kamer)

Editie: 28 mei

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen