Michael Schütte, een land- en bosbouwer, koopt van verschillende leveranciers hout en verkoopt dit als brandhout door aan zijn klanten. De leveranciers passen op hun levering het normale BTW-tarief (19%) toe, terwijl Schütte op zijn leveringen het verlaagde tarief van 7% vermeldt. Omdat in een procedure komt vast te staan dat de leveranciers ook het verlaagde tarief moesten toepassen, corrigeert de Duitse Belastingdienst de door Schütte in aftrek gebrachte BTW. De leveranciers beroepen zich vervolgens op verjaring en weigeren de door Schütte te veel betaalde BTW terug te betalen. De Belastingdienst wijst het verzoek van Schütte om kwijtschelding van de BTW af. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Schütte jegens de Belastingdienst een rechtstreeks recht op teruggaaf heeft van de ten onrechte in rekening gebrachte BTW, met inbegrip van rente. Het Hof van Justitie EU geeft daarbij ook aan welke omstandigheden daarbij van belang zijn. Verder geldt ook dat de Belastingdienst vertragingsrente is verschuldigd als de ten onrechte geheven BTW niet binnen een redelijke termijn wordt teruggegeven.