Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het verbod op beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten en derde landen niet in de weg staat aan een Duitse regeling waarbij de inkomsten van een Zwitserse ‘tussenvennootschap’ in de Duitse heffingsgrondslag worden meegenomen.

Het Duitse X GmbH houdt 30% van de aandelen in het Zwitserse Y. Y is door de Duitse fiscus aangemerkt als een ‘buitenlandse tussenvennootschap’ die ‘tusseninkomsten die kapitaalbeleggingen vormen’ geniet. Op grond van de Duitse belastingwetgeving moet X GmbH dan de door Y ontvangen inkomsten opnemen in haar heffingsgrondslag. Aangezien deze regeling uitsluitend is gericht op deelnemingen in buitenlandse ondernemingen, is de Duitse rechter van mening dat er in beginsel sprake is van een verboden beperking van het vrije verkeer van kapitaal. Met het oog op de standstillbepaling van art. 64 VWEU vraagt de Duitse rechter zich echter af of deze regeling toch is toegestaan, en stelt daarom prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het verbod op beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten en derde landen niet in de weg staat aan een Duitse regeling waarbij de inkomsten van een Zwitserse ‘tussenvennootschap’ in de Duitse heffingsgrondslag worden meegenomen. Het Hof van Justitie EU preciseert vervolgens onder welke voorwaarden dit is toegestaan. Ook besteedt het Hof van Justitie EU nog aandacht aan de voorwaarden die hierbij gelden ten aanzien van de standstill-bepaling.

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 64

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 1 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen